Eens bevond ik me in een kamer. Geen idee hoe ik er gekomen was. De kamer was niet bijzonder, behalve dat één muur helemaal bedekt was met kaartenbakken vol met kleine kaartjes. De kaartenbakken stonden van de grond tot aan het plafond, helemaal van links naar helemaal rechts. Alle kaartenbakken hadden een naam.
Terwijl ik naar de kaartenbakken toeliep, was de naam van de eerste kaartenbak die mij opviel “mensen die ik aardig vind’. Ik opende het en bladerde door de kaartjes. Vlug sloot ik hem weer, geschokt omdat ik me realiseerde dat ik de namen op elke kaartje herkende!
Een kaartenbak ‘vrienden’ stond naast eentje met de naam ‘vrienden die ik heb bedrogen’. De titels liepen uiteen van gaaf tot absurd. ‘boeken die ik heb gelezen’, ‘leugens die ik heb verteld’, troost die ik heb gegeven’, ‘moppen waar ik om gelachen heb’.
Deze kamer met z’n wand vol kaartenbakken was een catalogus van mijn leven… Hier waren alle gebeurtenissen van mijn leven opgeschreven, elk moment, groot en klein, zo precies, dat ik het me niet eens allemaal kon herinneren.
Ik ervoer verbazing, nieuwsgierigheid, maar ook angst. Ik begon willekeurig de bakken te bekijken en te openen. Sommigen brachten vreugde en mooie herinneringen, maar anderen een gevoel van schaamte en spijt, zo intens, dat ik over m’n schouder keek om te zien of niemand mee keek.
Ik bleef me maar verbazen over de inhoud. Vaak waren er in een bepaalde kaartenbak veel meer kaartjes dan ik verwacht had. Soms ook minder dan ik hoopte. Het was overweldigend hoeveel ik meegemaakt had. Was het mogelijk dat ik in al de dagen van mijn leven genoeg tijd had gehad om al deze kaartjes te schrijven? Maar het moest wel. Elk kaartje was geschreven in mijn handschrift, en getekend met mijn handtekening.
Toen ik bij de kaartenbak kwam met de naam ‘verkeerde gedachten’, voelde ik de rillingen over mijn rug lopen. Ik trok de bak 1 centimeter naar me toe, om niet te hoeven zien hoeveel kaartjes erin zaten, en ik trok een van de vele kaarten eruit. Ik was geschokt door de gedetailleerde inhoud. Ik werd misselijk bij het idee dat zoiets genoteerd was. En toen werd ik woedend! ‘Niemand mag deze kaartjes ooit zien! Niemand mag deze kamer ooit zien! Ik moet de kaartjes vernietigen!’
Maar toen ik dat probeerde, bleken de kaartjes zo sterk te zijn, dat ik ze niet kon verscheuren. Terwijl ik met mijn hoofd tegen de muur leunde, liet ik een diepe zucht van zelfmedelijden.
Ook zag ik een bak met de titel ‘mensen die ik van het geloof verteld heb’. Het handvat was lichter gekleurd dan de rest, bijna ongebruikt. Ik trok aan het handvat en zag maar een paar kaartjes. Op 1 hand te tellen…
En toen kwamen mijn tranen. Ik begon te huilen. Met diepe halen zodat mijn hele lichaam ervan schokte. Ik viel op m’n knieën. Ik huilde van schaamte, overweldigende schaamte.
Niemand mag ooit in deze kamer komen! Ik moet hem op slot doen en de sleutel verstoppen!
Maar toen, toen ik mijn tranen wegveegde, toen zag ik Hem. Nee, alsjeblieft niet Hem! Niet hier! Wie dan ook, maar niet Jezus! Hij liep naar de kaartenbakken en opende ze één voor één.
Ik keek hulpeloos terwijl hij de kaartjes las. Ik kon het niet aan Zijn reactie te moeten zien. En op de momenten waarop ik het even op kon brengen om naar Hem te kijken, zag ik op Zijn gezicht een diep medelijden. Hij leek op intuïtie naar de ergste bakken te gaan. Waarom moest Hij ze allemáál lezen?
Eindelijk draaide Hij zich om en keek me aan. Hij keek me aan, vol medelijden in Zijn ogen. Ik liet mijn hoofd zakken, bedekte met m’n handen m’n gezicht en begon weer te huilen. Hij liep naar me toe en sloeg Zijn armen om me heen. Hij had zoveel kunnen zeggen, maar Hij zweeg. Hij huilde alleen maar met me mee.
Toen liep Hij weg, naar de muur met kaartenbakken. Beginnend aan één kant van de kamer, nam Hij elk kaartje eruit, een voor een, en begon Zijn naam te zetten op elk kaartje. ‘Nee!’ zei ik, terwijl ik op Hem afliep. Alles wat ik uit kon brengen was ‘nee, nee!’, terwijl ik een kaartje uit Zijn hand pakte. Zijn naam hoort niet op die kaartjes te staan!
Maar daar stond het, geschreven in rood. Jezus’ naam bedekte de mijne. Het was geschreven met Zijn bloed. Zijn bloed over al mijn daden! Rustig pakte Hij het kaartje weer terug. Hij glimlachte bedroefd en begon alle kaartjes te tekenen.
Ik snap niet dat Hij het ooit zo snel gedaan heeft, maar het leek alsof ik Hem het volgende moment de laatste kaartenbak zag sluiten, en Hem op me af zag lopen. Hij legde Zijn handen op mijn schouders en zei: ‘Het is volbracht!’
Ik stond op. Hij leidde me uit de kamer. Er zat geen slot op de deur.
“Kinderen, ik schrijf u dit opdat u niet zondigt. Maar mocht een van u zondigen, dan hebben wij een pleitbezorger bij de Vader: Jezus Christus, de rechtvaardige. Hij is het die verzoening brengt voor onze zonden, en niet alleen voor die van ons, maar voor de zonden van de hele wereld.”
1 Joh. 2:1-2
0 reacties